donderdag 18 september 2025

Het sneeuwt. (Ook op het warme thuisterras) – Jet Marchau

Recensie 'In het wit' van Roderik Six

'in het witis het zesde boek van literair Knackjournalist en bekroond auteur Roderik Six (Ieper 1979). In zijn vorig werk, ‘waarin veel woede zat’, slaat hij nu een menselijker pad in, ‘op zoek naar tederheid’. (RS).

Die tederheid, het resultaat van grote empathie, uitgedrukt in gedetailleerde observaties en, zoals Stefan Hertmans over Volt (2019) schrijft: in ‘loepzuivere stijl’ én taal, greep me bij de keel.

In ‘in het wit’,(zonder hoofdletter in de titel) ontmoeten we twee vrouwen: M en Iris.

In beide verhalen sneeuwt het. Het verhaal van M splitst zich in twee delen die het middenverhaal, van Iris, omsluiten.

-Het verhaal van M is in de verleden tijd geschreven.

Beginzin: het sneeuwde.

‘Sneeuwen, het klinkt als de wind die met vingers van licht de kruin van een kind streelt’

M: Emma, maar afgekort omdat er van een ‘ma’ geen sprake is, is op weg naar haar demente vader in een landelijk rusthuis. En ze is vooral op weg naar een moeilijk gesprek met de arts en een hartverscheurende beslissing.

Via haar gedetailleerde kijk, bedenkingen en commentaren krijgen we een duidelijk beeld van de persoon M.

Tijdens de verre tocht met de bus kijkt zij bijna geobsedeerd door het raam naar de sneeuw en naar hetgeen buiten gebeurt. Het intensieve kijken roept bij haar herinneringen aan andere jaargetijden op, en verwijzingen naar auteurs en persoonlijke gebeurtenissen.

Ook bij het rusthuis zelf blijft geen detail onopgemerkt. Haar innerlijke commentaren zijn vaak cynisch en cassant:

Uit gewoonte helde de bus sissend op zijn kant om rolstoelen en wandelrekjes makkelijker te lossen. Het deed denken aan een vuilniswagen die zijn lading op het stort kiepert, als laatste rustplaats voor het bedorven vlees de oven in gaat.

Het wachten roept in de wachtzaal associaties, irritaties en nog meer bedenkingen op.

Enkel een laptop verried dat ze niet in een roman van Dickens was beland.

Haar verhaal gaat verder in het derde deel, na het verhaal van Iris, haar moeder: die M maar kort kende:

‘haar ( vroeg gestorven) moeder heette Iris maar voor M was dat slechts een naam, even betekenisvol als een straatbord in een bomenwijk…Haar herinneringen waren kopieën, droge lemma’s (…)

-Het verhaal van Iris is geschreven in de tegenwoordige tijd, terwijl het toch eerder dan M’s verhaal plaats vindt. Is dit om de tristesse hier nog voelbaarder te maken?

Beginzin: het sneeuwt.

Iris staart door het keukenraam naar de sneeuw. Buiten speelt haar man met haar kind. Ook hier volgen we haar in gedetailleerde waarnemingen. Maar Iris is moe, het gevoel dat ze nooit echt wakker is, overheerst, terwijl ze wel de’ scherpte van de wereld ‘ voelt.

ze vervloekt de erfenis van het moederschap, de ingebakken angst die je niet laat slapen; altijd half oor, speurend(..) altijd paraat, altijd bang (…) wanneer is het ooit genoeg?

Dokter Steels met een luisterend oor, raadt haar een dagboek aan. Ze probeert het, in de donkerte:

‘Misschien is het ook zo met woorden, misschien is het beter om net naast het ding te schrijven, om het ding te omsingelen, liever dan het platweg te benoemen.’

Maar het helpt haar uiteindelijk niet vooruit. Ze leidt ons stap voor stap rond in ‘haar wrakkig oud huis’, vervloekt het, hoewel met tederheid, zoals ze ook haar hele leven vervloekt.

Wanneer de wereld door de sneeuw een pauze, een ‘snipperdag’ heeft ingevoegd, probeert ze nog het beste ervan te maken door pannenkoeken voor man en kind te bakken, maar:

Deze dag. De lengte ervan. Het gewicht. Deze banale gedachten; de ondraaglijke schraalheid van haar bestaan ‘.

Dan gaat ze slapen, terwijl het kind en haar man buiten een iglo bouwen, worstelt ze zich uit haar kleren, legt ze haar verlovingsring op het nachtkastje en glipt ze weg:

‘Ergens barst iets, het huis huivert. Het zwart wordt dieper nu, onaards, en Iris spartelt: dit is te diep.

Hoe Roderik Six beschrijft hoe ze wegglijdt, hoe hij haar sterven en haar worsteling gevoelvol beschrijft, treft mij diep.

De ring van Iris legt een draadje naar het derde deel, dat weer aansluit bij het eerste verhaal van M, wel opnieuw in de verleden tijd: het sneeuwde.

Haar vader is al een tijdje gestorven en langzaam glipt ook de wereld van M door haar vingers: haar lichaam was een dichtgetimmerd kraakpand waarin de lampen één voor één zouden doven.

Opnieuw treft dit gedetailleerd inleven van Roderik Six: de twijfel, het tig-keren controleren, de gele post its, en misschien wel het ergste: ‘geen schouder om op te huilen’. ‘M kon, niet eens bij zichzelf terecht. Want binnenkort zou haar geest haar ziekte vergeten’.

Het houvast aan haar dierbare auteurs licht heel even op, maar ook dit verdwijnt.

Hoeveel intenser en empathischer kun je dreigende dementie nog beschrijven?

Een ding komt haar nog helder voor de geest: ze moet op zoek, naar de verlovingsring van haar moeder. En weer gaat ze op weg, terwijl ze door het raam van de trein nu de lente ziet ontwaken. Op weg naar haar geboortedorp. Waarom? Ik onthoud je de pointe.

Wellicht kunnen de troosteloosheid van de thema’s of de intense beschrijvingen afschrikken. Ik zelf ben na de laatste bladzijde in de zon op het thuisterras gaan zitten, op zoek naar warmte tegen al die kou. De roman had en heeft me bij de keel gegrepen.

En toch raad ik dit boek aan, vanwege de tedere empathie, de gedetailleerde filmische opmerkzaamheid van Six, de ongelooflijke secure en rijke taal, vanwege het literaire genot.

Dank zij Six’ filmische voorstelling, zal ik ieder vlokje sneeuw nu nog intenser bekijken, zal ik intenser meevoelen met de troosteloosheid van sommige levens.

En neen, in het wit brengt geen boodschap, maar het verhaal kan zeker een gespreksonderwerp voor gevarieerde leesgroepen zijn. En dat maakt de roman dan weer veelzijdig.

In boekenvriendschap, Jet

© Jet Marchau

‘In het wit' bij Uitgeverij Prometheus
Website Roderik Six  

Deze recensie verschijnt ook op de site van de VWS.



Damse Auteursdagen - verslag door Jacob van Maerlant

Verslag over de Damse Auteursdagen door Jacob van Maerlant

Op zaterdag 16 augustus was ik eindelijk terug in mijn geliefde Damme. Ik, Jacob, door Jan van Boendale zaliger ‘vader der Dietse dichtren algader’ genoemd, was op uitnodiging van de Vereniging der Westvlaamse Schrijvers (VWS) vanuit mijn Maerlant naar aldaar gekomen om er tijdens de Damse Auteursdagen op de VWS-stand mijn boek ‘Van neghen den besten’ aan te bieden. Ik stalde mijn ros bij herberg De Smisse en stapte gezwind naar de Markt waar ik de stand voorbehouden voor de VWS vond. Groot was mijn verwondering daar niet met de nodige waardigheid, in verhouding tot mijn historische bekendheid, verwelkomd te worden door de bestuursleden van de VWS. Ik trof er enkel mij twee minder belangrijke vertegenwoordigers aan. Misschien is het woord ‘vertegenwoordigers’ hier zelfs ongepast. De ene, Andreas van Rotslandt, een weliswaar ware boekenridder, bleek een Brabander te zijn. Gelukkig verwelkomde die mij met een variatie op de ooit door mezelf ten konde gemaakte uitdrukking ‘die scone Walsche valsche poeten die meer rimen dan si weten’. Nu in zijn mond als het zoveel Keltischer’ ‘Ach scone poëet die rijmt en weet’.

De andere, de Heer van Kappaert, een vanuit een Zuid-West-Vlaams dorpken met zijn toren aangespoelde charlatan, wiens troubadourstaaltje menig onkundige weet te ontroeren. Hij schaamde er zich zelfs niet voor daar in ‘mijn Damme’ een tweetalige dichtbundel ten aanschouwe van de voorbij slenterende zaterdagtoeristen bloot en schaamteloos op de VWS-tafels ten kijke te leggen. Waar waren toch die voorzitter en ondervoorzitter en secretaris en privémilitie van de VWS om orde op zaken te stellen? Ach, ik troostte me met het idee dat wat eens gebeurt voor eeuwig en altijd ‘gebeurd blijft’, ook deze Damse Auteurszaterdag, en dat het niet regende. Want terwijl ook de burgervader even langskwam en zijn liefde voor de poëzie getuigde, doch niets las noch kocht, werd de hemel wat donkerder. Maar het bleef droog en onze schatkist bleef leeg. Niemand kocht iets.

Tot een zekere bard, Chevalier M., ook auteur bij de gratie Gods ons driemanschap vervoegde, en nadat de Heer van Kappaert iets van hem ook iets van de Heer van Kappaert kocht. Later schonk Chevalier M., gratis doch niet wanhopig, nog één zijner poëziebundels aan de Heer van Kappaert. In de omringende boekhandels gingen ze daarop allen, elk om beurt, op wie-zoekt-die-vindt-en-koopt-tocht. Hun ledige beurs was dan nog lediger. Er was sprake van een negatief saldo. Maar zoals het voor VWS-schrijvers en -dichters hoort: wij bleven Rotselaarsvast geloven in wat de engelen en duivels der inspiratie ons bij dage en bij nachte dwingen op te schrijven, al dan niet met pen en inkt op papier, of met pc-klavier ‘into the cloud.’ Naar men mij vertelde zou zelfs de magie van het virtuele de VWS ondertussen bereikt hebben. 

In mijn brievenbus heb ik alvast sinds heugenis niets van hen mogen ontvangen. Toen ik mij terug te paarde naar Brughe Die Scone wou begeven, dit na het terug inpakken van al de eigen onverkochte en bij anderen gekochte boeken, en het gedrieën bevestigen van ons schoon en dapper bestaan, wachtte me nog meer ‘blues at Damme’: bij mijn ros teruggekeerd zag ik namelijk hoe aan zijn tuig een papiertje met melding van een parkeerboete ten bedrage van plusminus twee onverkochte dichtbundels bevestigd was. Nog te betalen in deze eeuw, waar alles mij veel te vlug gaat. Enigszins verbitterd door zoveel vooruitgang, galoppeerde ik dan maar allegro ma non troppo naar Brugge, waar ik overnachtte bij een vriendelijke dame die me liet vergeten dat ik die dag gekocht maar niet verkocht had. Ook zij vroeg me enige dukaten voor haar liefde voor mij en het hooi voor mijn paard. Ze verklapte me haar naam ‘de Markiezin’, maar smeekte me dat niet verder te vertellen. Iets wat ik U edele lezers al even uitdrukkelijk vraag.

De volgende dag besloot ik, om verdere paardenkracht-parkeerboetes te vermijden, met de Lijnbus naar Damme te reizen. Helaas heeft de Vlaamse Regering de bediening van de lijn naar Damme centrum op weekend- en feestdagen afgeschaft. Dit ter verbetering van de Vlaamse mobiliteit, waarbij men het gebruik der elektrische auto’s ten zeerste aanmoedigt en de paardenkrachten van het openbaar vervoer liever op stal houdt. Waarschijnlijk ook om op hooi te besparen? Maar dat is geen materie voor een artikel over de organisatie van hedendaagse Nederlandstalige literatuur.

Dus ik liet me met een toeristisch bootje over de Damse Vaart tot bij de VWS-stand naast mijn fier standbeeld varen. Nu was de dag zonniger, zijn naam ‘zondag’ waard. De verkoop bleef dezelfde: Zéro. Waarbij we een der boeiende periodes in de Vlaamse literatuur herdachten. We kregen een belegd broodje en een flesje drinkwater, voor mij zoals ik gevraagd had: bruisend. Gelaafd en gevoed bereikten we aldus het einde van de Damse Auteursdagen 2025, die roemloos ten onder gingen, terwijl Sidney Smith ( Londen 1845) vanuit het portiek van het Damse stadhuis ons stond toe te roepen ‘dat sommige mensen maar één boek in zich hebben en anderen een hele bibliotheek’ (zie C. Buddingh’s Citatenboek, citaat n° 539). Dat op de muziek van Gavin Bryars: ‘The Sinking of the Titanic’.

We besloten dat we nooit meer zouden terugkeren. Vaarwel Damme! Zij terug naar hun verlichte 21ste eeuw, met zijn overvloed aan publicaties, de ene al onmisbaarder en onbekender dan de andere, naar hun vaderland, en ik richting per beau navire naar Brugge, waar ik de trein naar Kortrijk nam, hopende aldaar de strijd te kunnen voortzetten. Helaas de Guldensporenslag was er nog niet begonnen. Alles was er nog vredig ende proper. De gilden betaalden er nog gelaten hun bijdrage aan een te verre koning. Met het idee dat men alles wat men in een goed boek leest, vroeg of laat, achteraf in zijn dromen zelf echt en waarachtig beleeft, ging ik slapen in Den Damier. Naast mij op het nachtkastje lag ‘Vrolijke verhaaltjes’ van de Heer van Rotslandt, en mijn platte beurs. Die ochtend zou ik in het uur van de wolf naar buiten sluipen en zonder de rekening te vereffen, met achterlating van een briefje waarop in sierlijk handschrift ‘siet hier Uylenspieghel; bidt Godt voor hem, hy was een recht cluytspeelder’, naar mijn heerlijk verduisterde middeleeuwen terugkeren. Dat zonder enige schaamte, want met mijn laatste 30€ had ik plichtbewust mijn lidmaatschap bij de VWS hernieuwd.

 

Jacob van Maerlant, eind augustus 1295+730

De Damse auteursdagen is een initiatief van:
Uitgeverij Zors Books, Uitgeverij Zorro, Stad Damme

Damse auteursdagen - met vlnr Bart Madou, Andreas Van Rompaey en José Vandenbroucke

dinsdag 16 september 2025

Alles in één beeld gevat - Vincent Van Gelder

Alles in één beeld gevat 

m’n vader vuurtoren
m’n moeder huis
m’n broer bunker

en ik fotograaf op het naakte strand
Ik klik maar moet ergens
een fout hebben gemaakt

tuimel het beeld in
zie mezelf staan
achter de camera
vóór de wijde zee

In de verte een witte zeilboot, wie?

Ik zou wel willen zwemmen
maar kan niet

denk ik al zwemmende

© Vincent Van Gelder

Digther-© Vincent Van Gelder, 2019


maandag 15 september 2025

Tij - Jef Boden

Tij

Verwachting in het gaan en komen,
de ruimte, of de leegte
voor je voeten, een gewassen strand,
het schiften van de hemel,
een belofte voor een eeuwigheid en
o, zo zeker, het keren van de golfslag. 

Verdwijnt het water, de kracht,
vrij en lonkend,
aangetrokken speels, omarmen
is een glimlach, ruisend, bruisend,
steeds herscheppend je pracht.

Tijd om toe te kijken. Tij overkomt,
golft vol vertrouwen,
het refrein geruststellend
en machteloos. 

Nooit bedacht dat een vloed
zo overrompelend zou zijn.
Nooit gevreesd, eerder ooit gehoopt,
een woord, een naam,
zo ademloos. 

© Jef Boden

 



zondag 14 september 2025

Het tweede nummer van ADDA is verschenen!

Zopas is het tweede nummer van ‘ADDA’ – Cahier voor concrete en visuele poëzie verschenen!
Het nummer kost amper 10 euro. En wie een nummer wenst te bestellen, richt zich tot het redactiesecretariaat (Betferkerklaan 187, 8200 Brugge - ram.lam@skynet.be).

Een warme aanrader!




Renaat Ramon richtte eerder en samen met Willy Tibergien, Andreas Van Rompaey en Lieve Terrie de cahierreeks ADDA op, die aan de verdere bekendmaking en beoefening van de iconische (concrete en visuele) poëzie wil bijdragen. Naast ‘gevestigde waarden’ uit het eigen taalgebied, krijgen ook auteurs uit andere contreien de kans om mee te werken.

Eerder maakten Derek Beaulieu (CA), Dani Spinosa (CA), Rozalie Hirs (NL), Renaat Ramon (BE), Andreas Van Rompaey (BE), Sven Staelens (BE) en José Vandenbroucke (BE) al hun opwachting. Zij krijgen nu versterking van Julien Blaine (FR), Sérgio Monteiro de Almeida (BR), Hugo Pontes (BR), SAGE (NL), Alain Arias-Misson (BE), Christoph Bruneel (BE), Luc Fierens (BE) en Philip Meersman (BE).

Het tweede deel is pas verschenen en kost 10 euro. Wie een nummer wil bestellen, dient zich te richten tot het redactiesecretariaat (Betferkerklaan 187, 8200 Brugge -
ram.lam@skynet.be).







Binnen tijd - Frank Pollet

Binnen tijd

Maar in mijn binnenland

staan niet alle dagen bomen recht.
Het waait altijd te hard en veel te dadelijk.
Dertien vissen zwemmen dwars in vijvers
vol met ziek geworden kroos en kinderen
zeuren continu de oren van mijn kop.

Te veel mensen willen te veel dingen
van mij [en alleen van mij]. Ze snijden
tulpen uit mijn tuin en uit mijn oren, dwingen mij
tot waken, wakker zijn en blijven
asemen. De nachten zijn een piepklein hok
waarin ik urenlang op straf sta [want voor zitten
is het hok te klein]. Ik zou wel willen

huilen, maar ook dat gaat voorbij.

Ook in een binnenland.

Zelfs in een binnenland.

[Soms denk ik aan oefenen met moeilijke situaties.
Maar nu niet.] 

© Frank Pollet

Voorpublicatie uit de nieuwe bundel milde.DWNGHNDLNGN van Frank Pollet die op 26 september 2025 om 20:02 u wordt voorgesteld in het Psychiatrisch Centrum Sint-Hiëronymus, Dalstraat 84a, Sint-Niklaas.

Meer info over de voorstelling en over de bundel vind je via deze link.  
Nog meer info vind je via de website van de uitgever Scriptomanen.



zaterdag 13 september 2025

Apenkop/Niet thuis - Frank Pollet

Apenkop/Niet thuis

I

Ik ben het kind dat zwarte beestjes zag 
terwijl ze er niet waren – wasco wasco
streep me door, schrap me uit
het ezelsoor. Kikker puit.

Niemand hoort mijn stil geluid.

II

Laat mij nu denken aan wat
niet belangrijk is en zo
de spiegel strakker spannen.
Ik vind geen bomen die niet
ruisen, alle regen zoekt mij op.

’s Nachts laat ik de duisternis
achter mijn ogen vrij. Maar ook daar
komt het licht mij storen, klopt
de wereld bij mij aan. 


© Frank Pollet

Voorpublicatie uit de nieuwe bundel milde.DWNGHNDLNGN van Frank Pollet die op 26 september 2025 om 20:02 u wordt voorgesteld in het Psychiatrisch Centrum Sint-Hiëronymus, Dalstraat 84a, Sint-Niklaas.

Meer info over de voorstelling en over de bundel vind je via deze link.  
Nog meer info vind je via de website van de uitgever Scriptomanen.



vrijdag 12 september 2025

Wat moet dat? - Frank Pollet

Wat moet dat? – 1

I

Er komt geen einde aan
de Moetenstraat, de Dwangweg en de Noodzaaklaan.
Bomen groeien er in rondes: bogen boven, bogen onder
-gronds en in een heksenkring.

Er bestaan geen namen om te noemen
wat er in de schaduw leeft.

(Wat voel je?
Hoe reageer je hierop?
En wat doe je dan?)

II

Bladerval konijnenpijp
ezel op de wilde rijp
kalas kolos wilde zwang
drupsels in de watergang.

Moedig mept de moeder poef
dwingelandig stapels stroef
en de vaders vlakke vlijn
kapert in het lachterrein.

Wegkind Haagman Zonnebloeme
zijn geen woorden

om mij te benoeme.

© Frank Pollet

Voorpublicatie uit de nieuwe bundel milde.DWNGHNDLNGN van Frank Pollet die op 26 september 2025 om 20:02 u wordt voorgesteld in het Psychiatrisch Centrum Sint-Hiëronymus, Dalstraat 84a, Sint-Niklaas.

Meer info over de voorstelling en over de bundel vind je via deze link.  
Nog meer info vind je via de website van de uitgever Scriptomanen.



donderdag 11 september 2025

De drie Ensors - de diefstal - Geert Barbier

De drie Ensors: de diefstal

Ha! Ze denken dat ze het opgelost hebben! Ik heb net naar de podcasts geluisterd. Niet slecht gemaakt. Maar wat die bewijzen is vooral hoe erg de rijkswacht en de gerechtspolitie geklungeld hebben. En ik zit deels te gniffelen, maar ik maak me ook kwaad om zoveel nonsens.

Het hele opzet was gewoon bedoeld als aprilgrap. L’Exodus du Christ, kom nu! Even wordt wel gesuggereerd dat dit zo was, maar daarna wordt die optie aan de kant geschoven om er een echte misdaad van te maken. Het enige wat ik nooit begrepen heb is dat nooit iemand zelfs maar de optie van te betalen geopperd heeft. Was het zoveel gevraagd? Het is natuurlijk een echt Oostends verhaal: alleen appartementen brengen op! Betalen voor kunst? Verkopen! Dat was de specialiteit! De Intrede van Christus hebben ze verlapt aan een rijk museum in Amerika, de klootzakken! Terwijl dat het schilderij hen gratis in de handen gevallen was, omdat het zo groot was! Echte Oostendenaars!

En de dief? Ik heb hem goed genoeg gekend. Hoeveel keer is hij niet, nadat hij beneden zoals elke week naar de bibliotheek gegaan was, de trappen opgeklommen om op de tweede verdieping de Ensors, de Permekes en de Spilliaerts te gaan bewonderen? Jaren tevoren was ik soms meegegaan. Nu zat hij zonder werk, na een job bij een landmeter. Nee, ik ga niet zijn naam verraden, anders is alle plezier eraf. Ik weet nog niet of ik dat eigenlijk wel ooit ga doen.

Maar beginnen we bij het begin. Van die Ensor geschiedenis wel te verstaan. Hij zou dus door dat vuil krot aan de Witte Nonnenstraat naast het Feestpaleis naar boven geklauterd zijn, dan op het dak geklommen zijn en dan als een regelrechte cowboy een speciaal (en zwaar – ik kan het weten!) oranje touw om ‘de schouw’ van dat gebouw gegooid hebben. Als je hem gekend hebt, en er zijn nog Oostendenaars in leven die hem gekend hebben, maar ze weten niet van die diefstal, dan zou je weten dat dit onmogelijk was. Zo’n pietje precies! Zelfs zonder werk zag hij er altijd netjes uit.

En dan: de schouw? Hoho, was er maar één? Die jongens zijn duidelijk nooit op dat dak geraakt! Jaja, ik kan het voor mij zien: meneer Stefaan kijkend vanop zijn dakterras met een zelf gerold jointje in zijn mondhoek!  Waar woont die kerel trouwens? De grote kerk links, de Europatoren recht voor, rechts het gebouw in kwestie, het toenmalig Feest- en Cultuurpaleis. Die zit ergens aan de achterkant van de zeedijk! Dat is een eeuwigheid weg! En het klinkt niet alsof ze er een straffe verrekijker op gezet hebben.

Dan klimt de dief – hupsakee - naar de dakgoot van het Feestpaleis, wandelt er een twintig meter door en hij breekt een dakvenster om op de zolder te komen. Het is maar een gedacht!

Die telefoon de avond voor 1 april? Ooit bij stilgestaan? Nee, geen mens heeft er ooit bij stilgestaan. Dat was gewoon “een vergissing”. Een vergissing net voor een kunstroof? Komaan jongens! Denk ’s serieus na, als dat nog lukt! Er zijn geen vergissingen op zo’n momenten!

Zo moeilijk is het niet! Wat gebeurde er in de avond net voor 1 april, op 31 maart 1978, een vrijdag? Een vrouw belde om te melden dat er ingebroken was in het museum. Was dat na een sluitingsdag? Of na een lange nacht? Nee: er werd ’s avonds gebeld, en het museum was die dag de hele tijd open geweest. Niemand die dat raar vindt? Waren die suppoosten zo slordig dat ze tijdens de dag niets merkten? Of zo ijverig dat ze erop ingaan, zonder te bedenken dat dit gewoon niet kan, inbreken op een vrijdagavond, de uitgaansavond!

Die deur in de hoek naar de zolder waarvan de buitengrendel niet dicht was. Toeval? Een beetje te veel toeval! Pak nu eens dat het geen toeval was. Wat kon er dan achter zitten? Iemand die de deur geopend had en de trap naar de zolder genomen had kon die grendel niet terug vastzetten. Ten hoogste kon hij hem zo zetten dat hij op het eerste gezicht gesloten leek: dichtgeschoven tot aan de deurspleet.

Had de dief, die inderdaad daar zat, gewild dat ze op onderzoek kwamen? Ja, dat wel. Dat die suppoost ook de foute grendel zag, was een streep door de rekening, maar geen grote: de dief had ermee gerekend dat dit kon. Het plafond bestond uit van die kartonnen vierkanten, dus makkelijk uit te breken. En wie belde er? Eerst wordt een buur vermeld, dan de vrouw van die buur…Een buur van wie of wat? Van de suppoost? Hoogst eigenaardig: wie belt er naar een buur voor een aprilgrap de dag voor 1 april? Want wanneer je dit doet, weet je heel goed dat je buur terug naar zijn werk moet om te gaan controleren! Is dat nog een grap? Is dat spoor gevolgd? Nee dus…Hier weet ik ook niet meer over, maar ik woonde toen niet eens in Oostende meer. Al kwam ik wel soms in het weekend terug…

Even opzij: in die Podcast wordt Ensor zelf opgevoerd in de Falstaff, zijn stamcafé. Maar…niet op de juiste plek! De Falstaff was in de overdekte galerij, en niet op het Wapenplein! Dikwijls genoeg geweest: ze hadden de beste garnaalkroketten van de stad. En Duits bier. Die rijkswachtkazerne waarvan sprake, daar kwam ik jarenlang langs op weg naar en van school. Daar was geen muur, maar wel een grote grijze poort. Ik vermeld het omdat een van de twee sprekers het over een muur heeft. Die er dus niet was…

© Geert Barbier

Geert M.G. Barbier (Oostende 1951) is IT’er op rust en woont in Thailand. Hij schrijft en vertaalt sinds 2023 uit het Duits, Engels en Portugees. In 2024 werd een verzameling Gogoleske verhalen rond Oostende, Oostendse Totjes gepubliceerd. ‘Een zee, een kust, een leven’, een verhaal over een Portugese visser, werd gepubliceerd in Elders Literair in maart 2025. ‘Adrienne aan zee’ verscheen in juli 2025, opnieuw in Elders Literair.

Bron: Geert Barbier op Facebook



maandag 8 september 2025

Al het vaststaande verdampt, al het heilige wordt ontwijd - Flor Vandekerckhove

Al het vaststaande verdampt, al het heilige wordt ontwijd (°)

Een getuigenis van Flor Vandekerckhove

Toen ik in 2013 afscheid nam van de boekenmarkt, had ik daar mijn redenen voor. Dat ik dat toen op een zinvolle manier kon doen, komt door wat ‘het digitale’ me ter beschikking stelde. Ik koos voor een welhaast dagelijks bijgehouden weblog — De Laatste Vuurtorenwachter — en voor de zelfstandige publicatie van e-boeken, gratis verkrijgbaar via De Weggeefwinkel van De Lachende Visch.

Ik heb dat moeten leren, digitaal schrijven. Gauw!, autofictief boek van mijn kindertijd, had vijf edities nodig om eindelijk te worden wat zo’n e-boekje enerzijds vraagt en anderzijds mogelijk maakt, Gauw! werd uiteindelijk een coming of age in provovers, met luisterfragmenten die je naar die tijd terugvoeren. Zo is ook een blog nog iets anders dan het elektronische equivalent van een papieren tijdschrift, het is een regelmatig bijgewerkte website, een plek die tot een vloeiend schrijfproces uitnodigt, startend van een tekst die voorlopig is, evolueert, elders naar wijst (de link); een drager die het verhaal niet versteent, zoals een papieren blad dat uiteraard wel doet. Sindsdien voeg ik beeld en klank toe aan wat ik schrijf en experimenteer ik met korte teksten die de surfende blik van de internetlezer bij t verhaal houden… De Laatste Vuurtorenwachter is een digitale werkplaats waarin ik, als ware ik een alchemist der letteren, de dingen meng: publiek dagboek en verhaal; essay en kladwerk; eenmanskrant en poëzie… Alles in de smeltkroes, hopend dat er goud van komt, verhaal zoekend in handpalmverhalen, drabbels, eenparagraafverhalen, provoverzen, prozagedichten,  driezinnenverhalen, oneliners en mini-essays.

In die digitale wereld ben ik inmiddels meer dan tien jaar bezig en onderweg heb ik me uiteraard wel eens de vraag gesteld waarom dat alles in ’t literaire veld onopgemerkt blijft, vraag die misschien wel terug te brengen is tot een andere: kan een schrijver weigeren z’n literaire kraam op de markt te positioneren en er tegelijk over klagen dat men zijn kraam niet vindt? Ik denk dat ik het antwoord inmiddels wel weet, ik formuleer het in De blogger en de literaire markt.

Intussen heeft de wereld niet stilgestaan. In 2022 vraagt Isabelle, echtgenote van Dimitri Verhulst, aan een machinerie, soort ChatGPT, om haar een verhaal te bezorgen zoals haar man er normaliter een schrijft. Het resultaat laat Dimitri Verhulst schrikken: ‘Ik voelde me om te beginnen wreed getypecast. Dat was angstaanjagend, fokking goed geschreven. Ik dacht dat het effectief van mij was. (Schertsend) Nee, maar het was wel mijn schrijfstijl. Echt griezelig. (…) het is wel angstaanjagend. Je moet weten dat die technologie volgende maand al veel beter zal zijn.

Ik doe het haar na, nu met iets van mijn eigen schrijverij. ‘Kunt u me in exact honderd woorden,’ vroeg ik aan ChatGPT, ‘een fictieve roman noir vertellen, met als protagonisten een mislukte schrijver en een escort? Het verhaal dient zich af te spelen op de Oostendse Oosteroever.’ In minder dan geen tijd krijg ik een antwoord dat ik alleen lichtjes moet aanpassen om het helemaal naar mij toe te trekken.

OP DE KILLE Oostendse Oosteroever dwaal ik rond, een mislukte schrijver met inktzwarte gedachten. In de rokerige middenclub ontmoet ik de kaaihoer, thans escort, met littekens achter haar glimlach. We drinken whisky en zwijgen over ons verleden. Wanneer de escort me vraagt een klant te volgen die te veel weet, ruik ik inspiratie of ondergang. Ik volg de man, verdwijn drie dagen, en keer terug met bebloede handen en een kladschrift vol waanzin. De escort leest het, glimlacht triest. ‘Nu ben je eindelijk schrijver,’ zegt ze, voor ze me aangeeft bij de politie. Regen valt, de Oosteroever zwijgt, zoals altijd.

 

De slotzin maakt me jaloers: Regen valt, de Oosteroever zwijgt, zoals altijd. 

En het wordt erger. Op het einde van 2024 vertaalt een geschoolde vertaler een gedicht van Jean Pierre Rawie in t Engels, hij is daar een dag lang mee zoet, s morgens begonnen, s avonds gedaan. Omdat die mens wel meer met taal bezig is, beschikt hij over een betalend, professioneel programma voor kunstmatige intelligentie (AI). Die avond vraagt hij aan dat ding om ook een Engelse vertaling van dat gedicht te maken. Drie seconden later is er al resultaat, verschillend van t zijne, maar ook zeer geslaagd. Hij daagt me uit: welkeen van die twee vertalingen is des mensen, welkeen komt uit de machine? Ik aanvaard de uitdaging, vergelijk het origineel in zn geheel met de twee vertalingen, doe het daarna nog eens strofe per strofe en uiteindelijk lijn per lijn. Twee keer perfect metrum, twee keer perfect rijmschema, twee keer perfecte vertaling. Op basis van een esthetisch aanvoelen maak ik tenslotte een keuze, en wat blijkt? Blijkt dat ik er glad naast zit! (°°) 

Daar hoef ik me niet voor te schamen: Door AI gegenereerde poëzie is niet te onderscheiden van door mensen geschreven poëzie en wordt gunstiger beoordeeld: Naarmate door AI gegenereerde tekst zich blijft ontwikkelen, wordt het steeds moeilijker om deze te onderscheiden van door mensen geschreven content. (…) Opvallend was dat deelnemers eerder geneigd waren om door AI gegenereerde gedichten te beoordelen als door mensen geschreven dan daadwerkelijk door mensen geschreven gedichten (…). We ontdekten dat door AI gegenereerde gedichten gunstiger werden beoordeeld op kwaliteiten zoals ritme en schoonheid, en dat dit bijdroeg aan hun foutieve identificatie als door mensen geschreven.(…).

Wil je een verhaal lezen/schrijven? Een gedicht? Vraag het aan ChatGPT en die levert het je in minder dan geen tijd. Waardoor de woorden van  T.S. Eliotin deze AI-tijden nieuwe betekenis krijgen. Hier ben ik dan, ergens middenin, en al twintig jaar,’ zegt hij:

Bezig om woorden te leren gebruiken, en elke poging

Is een heel nieuw begin, en een nieuw soort mislukking

Want de beheersing die je over woorden hebt verworven

Dient enkel voor wat je niet meer te zeggen hebt, of de manier

Waarop je dat niet langer zeggen wil. En zo is elke poging

Een nieuwe start, een aanval op het ongezeglijke

Met primitief gereedschap dat voortdurend achteruitgaat

In de gebruikelijke brei van onprecies gevoel,

Van eenheden emotie zonder discipline. En wat er is om te veroveren

Door kracht en overgave, is al eens ontdekt

Een of twee keer, of vaker, door mensen die je niet kunt hopen

Na te streven - maar er is geen competitie -

Alleen de strijd om weer te vinden wat verloren is gegaan

En steeds opnieuw gevonden en verloren: en nu onder omstandigheden

Die ongunstig lijken. Maar misschien verlies noch winst.

Voor ons geldt enkel en alleen het pogen. De rest gaat ons niet aan.’ (°°°)

 

Mijn onderwerp is — ’t staat in de ondertitel van De Laatste Vuurtorenwachter — ‘de verdwijnende wereld van een babyboomer/soixantehuitard.' Ik denk wel dat zo’n artificieel intelligente machinerie in staat is om, nu of morgen, ‘coming of old age’-roman van een soixantehuitard te produceren. Ik vind ook dat we dat aan de machine mogen overlaten. Ik luister liever naar wat Saskia De Coster zegt: ‘(…) dat er nog een immens terrein braak ligt waar de literatuur een nieuw speelveld kan vinden en de schrijver zijn identiteit kan heruitvinden en herontdekken.(°°°)

Ik vraag ChatGPT wat zij ervan vindt en haar antwoord is even waar als prachtig: ‘De taak van de schrijver is aarzelen, dwalen, missen.’ Want daarin versla ik de machine dagelijks en met gemak! Ik doe het met de publicatie van een almaar toenemend aantal marginale stukjes die elkaar aanvullen, tegenspreken, afvallen en overtreffen, zoals dat past voor iemand van mijn generatie. De literaire vertaling van de verdwijnende wereld van een babyboomer/soixantehuitard is geen roman, het is een almaar veranderende mozaïek in wording, die in een literair maquis tot stand komt, een maquis waarin ook vernieuwers als Charles Baudelaire, Isaak Babel, Paul van Ostaijen, Charles Reznikoff, de dichters van de beatgeneration en Bob Dylan zich hebben opgehouden, ongezien werkend aan een literatuur die vreemd is voor degenen die de dienst uitmaken. (°°°°°)

Flor Vandekerckhove

 

(°) De titel is geïnspireerd door een passage in Het Communistisch Manifest.

(°°) k kan die twee vertalingen niet tonen, ze werden mij in vertrouwen toegestuurd en niet ter publicatie.

(°°°) T.S. Eliot in Four Quartets. In een vertaling van Peter van Huizen, hier in dbnl.

(°°°°) Saskia De Coster in ‘Leve de schrijver zonder boek’ (DS der Letteren, 5 juni 2021) Meer erover in Twee groene.

(°°°°°) Velerlei maquis is een essay waarin ik een periode uit het het werk van onder anderen Charles Baudelare, Paul van Ostaijen en Bob Dylan belicht, meer bepaald de tijd waarin ze hun werk in het verborgene (het maquis uit de titel) produceerden. Bestaat er ook vandaag zoiets als een literair maquis? Zijn er vandaag schrijvers die zich, ongezien door het literaire veld, in dat maquis ophouden? Zijn die schrijvers in dat maquis in de weer met taal-, vorm- en genre-experimenten, zoals modernisten dat, beginnend met Charles Baudelaire, ook deden? Ik schreef er een essay over, Velerlei maquis.

De digitale publicaties (pdf of ePub naar keuze) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel: in dit geval Velerlei maquis) en zeg ook of je pdf dan wel epub verkiestliefkemores@telenet.be. Zoals al de e-boeken van uitgeverij De Lachende Visch is ook dit essay gratis voor wie erom vraagt. Er is een PDF-versie en het is ook beschikbaar in EPUB. Je kunt bestellen via liefkemores@telenet.be. De Weggeefwinkel zorgt ervoor dat het in je mailbox valt. (Vermeld titel en welke versie je verkiest, pdf of epub.)



woensdag 3 september 2025

De oude Don Juan - Johan Wambacq

De oude Don Juan

Hij was een ranke knaap toen
hij, in het hoogtij van jazz
en existentialisme, las dat
‘alles zoop en naaide’. Yes!

Hij zou groots en meeslepend
leven en zat dichterlijk te
gluren naar de vrouwen die
zijn zilverberk passeerden,

nam Zijne Ontroostbaarheid
ter hand en kwam delirerend
in zijn vrije verzen.

Zijn oudlijf gloeit niet meer
vandaag en hij schrijft kaler –
en trager, almaar trager



Johan Wambacq bij Fluxenberg
Johan Wambacq op De Schaal van Digther


Noot van de auteur bij bovenstaand gedicht:

De oude Don Juan bevat een citaat uit het gedicht Niet te geloven van Remco Campert.
De oude Don Juan schreef ik voor het Rilke-project van Stichting Spleen, Amsterdam




dinsdag 2 september 2025

Patrick Cornillie herdenkt Walter Godefroot

Walter Godefroot


In een massaspurt zag je hem altijd,
vlak voor de finishlijn, nog eens de fiets
van onder zijn kont naar voren gooien.
Als een ultieme jump, de krachtige
klauw naar de zege, zijn prooi.

Zoals hij vaak uit het aanstormende peloton
kwam aangevlogen. Strijder op leven en dood.
En hoe hij daarna op het podium stond:
de kin op trotshoogte, die blinkende ogen.
Hij had iets van een roofvogel, Godefroot.


© Patrick Cornillie  


RIP Walter Godefroot - 1943-2025


zaterdag 30 augustus 2025

Avondje uit - Jan van meenen

Avondje uit

Niets mooier dan hoe jij in strijkend
tegenlicht het plein op loopt.

Een lichte windkoorts zindert door de kruinen.
Lampen zuchten aan, terrassen rammelen
met bestek, stoelen noden.

Wij worden prinselijk neergezet, bij kaarsen
onder een arcade, het licht ons welgezind:
welwillig, zacht, rimpelgenadig.

Smartphones gaan zowaar aan de kant.
Goudbrons kleuren je schouders.
Je zwijgt en ik kijk, steunend op mijn ellebogen.

Niets mooier dan jij zo zwijgend wegdromend,
voor mij in dit licht.

Obers rennen zich voor ons uit de naad.
Zeevruchten zwemmen aan op bedjes van
kralen. Het zwerk oogt als een blauwe walvisrug,
sterren worden schelpjes,
 
de hemel een oceaan waarin een almaar
voller maan naarmate glazen worden bijgevuld,
tot alleen smaak en ogen nog bestaan.

Er is een diepe vrede in ons neergedaald.
De weelde is betaald. Wij zweven.

Gearmd zeilen we weg, amper een straatje
scheidt ons van het hemelbed , heel even nog
te lopen.

De gevels glimmen paarlemoer.
De lift zwaait wagenwijd al voor ons open.

© Jan van meenen

Uit "Ontembare begeerte", een typoscript van Jan van meenen in wording.



Foto © Trui Gregoir




vrijdag 29 augustus 2025

Uma - Jan van meenen

Uma                                                  

De vuurvliegjes maken je vrolijk in dit vreemde donker.
Met grote open oogjes lig je nog maar es wakker te wezen.

Baslijnen uit de verte hebben je uit je dromen gehaald
en voorlopig wil niemand van het bonkfeest naar huis.

We liggen samen in de hangmat, ik om je heen als je engel,
naar de hemel te kijken, het speldenkussen nacht,
een hemel almaar groter dan we dachten.

Je ligt lekker klaarwakker te wezen, ik smacht naar stilte
en een bed.
In de holte van mijn arm is thuis overal.

© Jan van meenen

Uit "Ontembare begeerte", een typoscript van Jan van meenen in wording.



Foto © Trui Gregoir





donderdag 28 augustus 2025

Verdwaasde dagen - Jan van meenen

Verdwaasde dagen


Bizarre tijd van weggaan om heel snel terug te moeten.
De bomen groeien zoeter en groener, de vogels
zwenken linker en gladder.

De wind omhelst de huizen, de huizen omhelzen
de mensen en de mensen in de huizen elkaar.

We missen de stad en haar nerveuze gebaren.
Geen trein spoort echt weg,  geen vliegtuig
ontkomt de aarde.

Alles zweeft ergens in onzekerheid: mijn handen,
jouw handen, de seizoenen, mijn woorden.

We peppen ons vol cafeïne. Tot alles wat stilstaat
in ons in beweging komt.

Maar willen de sterren nog wel?


© Jan van meenen

Uit "Ontembare begeerte", een typoscript van Jan van meenen in wording.



Foto C. Trui Gregoir