Recensie 'In het wit' van Roderik Six
'in het wit' is het zesde boek van literair
Knackjournalist en bekroond auteur Roderik Six (Ieper 1979). In zijn vorig
werk, ‘waarin veel woede zat’, slaat hij nu een menselijker pad in, ‘op zoek
naar tederheid’. (RS).
Die tederheid, het resultaat van grote empathie, uitgedrukt
in gedetailleerde observaties en, zoals Stefan Hertmans over Volt (2019)
schrijft: in ‘loepzuivere stijl’ én taal, greep me bij de keel.
In ‘in het wit’,(zonder hoofdletter in de titel)
ontmoeten we twee vrouwen: M en Iris.
In beide verhalen sneeuwt het. Het verhaal van M splitst
zich in twee delen die het middenverhaal, van Iris, omsluiten.
-Het verhaal van M is in de verleden tijd geschreven.
Beginzin: het sneeuwde.
‘Sneeuwen, het klinkt als de wind die met vingers van
licht de kruin van een kind streelt’
M: Emma, maar afgekort omdat er van een ‘ma’ geen sprake is,
is op weg naar haar demente vader in een landelijk rusthuis. En ze is vooral op
weg naar een moeilijk gesprek met de arts en een hartverscheurende beslissing.
Via haar gedetailleerde kijk, bedenkingen en commentaren
krijgen we een duidelijk beeld van de persoon M.
Tijdens de verre tocht met de bus kijkt zij bijna
geobsedeerd door het raam naar de sneeuw en naar hetgeen buiten gebeurt. Het
intensieve kijken roept bij haar herinneringen aan andere jaargetijden op, en
verwijzingen naar auteurs en persoonlijke gebeurtenissen.
Ook bij het rusthuis zelf blijft geen detail onopgemerkt.
Haar innerlijke commentaren zijn vaak cynisch en cassant:
Uit gewoonte helde de bus sissend op zijn kant om
rolstoelen en wandelrekjes makkelijker te lossen. Het deed denken aan een
vuilniswagen die zijn lading op het stort kiepert, als laatste rustplaats voor
het bedorven vlees de oven in gaat.
Het wachten roept in de wachtzaal associaties, irritaties en
nog meer bedenkingen op.
Enkel een laptop verried dat ze niet in een roman van
Dickens was beland.
Haar verhaal gaat verder in het derde deel, na het verhaal
van Iris, haar moeder: die M maar kort kende:
‘haar ( vroeg gestorven) moeder heette Iris maar
voor M was dat slechts een naam, even betekenisvol als een straatbord in een
bomenwijk…Haar herinneringen waren kopieën, droge lemma’s (…)
-Het verhaal van Iris is geschreven in de tegenwoordige
tijd, terwijl het toch eerder dan M’s verhaal plaats vindt. Is dit om de
tristesse hier nog voelbaarder te maken?
Beginzin: het sneeuwt.
Iris staart door het keukenraam naar de sneeuw. Buiten
speelt haar man met haar kind. Ook hier volgen we haar in gedetailleerde
waarnemingen. Maar Iris is moe, het gevoel dat ze nooit echt wakker is,
overheerst, terwijl ze wel de’ scherpte van de wereld ‘ voelt.
‘ze vervloekt de erfenis van het moederschap, de
ingebakken angst die je niet laat slapen; altijd half oor, speurend(..) altijd
paraat, altijd bang (…) wanneer is het ooit genoeg?
Dokter Steels met een luisterend oor, raadt haar een dagboek
aan. Ze probeert het, in de donkerte:
‘Misschien is het ook zo met woorden, misschien is het
beter om net naast het ding te schrijven, om het ding te omsingelen, liever dan
het platweg te benoemen.’
Maar het helpt haar uiteindelijk niet vooruit. Ze leidt ons
stap voor stap rond in ‘haar wrakkig oud huis’, vervloekt het, hoewel
met tederheid, zoals ze ook haar hele leven vervloekt.
Wanneer de wereld door de sneeuw een pauze, een ‘snipperdag’
heeft ingevoegd, probeert ze nog het beste ervan te maken door pannenkoeken
voor man en kind te bakken, maar:
Deze dag. De lengte ervan. Het gewicht. Deze banale
gedachten; de ondraaglijke schraalheid van haar bestaan ‘.
Dan gaat ze slapen, terwijl het kind en haar man buiten een
iglo bouwen, worstelt ze zich uit haar kleren, legt ze haar verlovingsring op
het nachtkastje en glipt ze weg:
‘Ergens barst iets, het huis huivert. Het zwart wordt
dieper nu, onaards, en Iris spartelt: dit is te diep.’
Hoe Roderik Six beschrijft hoe ze wegglijdt, hoe hij haar
sterven en haar worsteling gevoelvol beschrijft, treft mij diep.
De ring van Iris legt een draadje naar het derde deel, dat
weer aansluit bij het eerste verhaal van M, wel opnieuw in de verleden tijd:
het sneeuwde.
Haar vader is al een tijdje gestorven en langzaam glipt ook
de wereld van M door haar vingers: haar lichaam was een dichtgetimmerd
kraakpand waarin de lampen één voor één zouden doven.
Opnieuw treft dit gedetailleerd inleven van Roderik Six: de
twijfel, het tig-keren controleren, de gele post its, en misschien wel het
ergste: ‘geen schouder om op te huilen’. ‘M kon, niet eens bij zichzelf
terecht. Want binnenkort zou haar geest haar ziekte vergeten’.
Het houvast aan haar dierbare auteurs licht heel even op,
maar ook dit verdwijnt.
Hoeveel intenser en empathischer kun je dreigende dementie
nog beschrijven?
Een ding komt haar nog helder voor de geest: ze moet op
zoek, naar de verlovingsring van haar moeder. En weer gaat ze op weg, terwijl
ze door het raam van de trein nu de lente ziet ontwaken. Op weg naar haar
geboortedorp. Waarom? Ik onthoud je de pointe.
Wellicht kunnen de troosteloosheid van de thema’s of de
intense beschrijvingen afschrikken. Ik zelf ben na de laatste bladzijde in de
zon op het thuisterras gaan zitten, op zoek naar warmte tegen al die kou. De
roman had en heeft me bij de keel gegrepen.
En toch raad ik dit boek aan, vanwege de tedere empathie, de
gedetailleerde filmische opmerkzaamheid van Six, de ongelooflijke secure en
rijke taal, vanwege het literaire genot.
Dank zij Six’ filmische voorstelling, zal ik ieder vlokje
sneeuw nu nog intenser bekijken, zal ik intenser meevoelen met de
troosteloosheid van sommige levens.
En neen, in het wit brengt geen boodschap, maar het
verhaal kan zeker een gespreksonderwerp voor gevarieerde leesgroepen zijn. En
dat maakt de roman dan weer veelzijdig.
In boekenvriendschap, Jet
‘In het wit' bij Uitgeverij Prometheus
Website Roderik Six
Deze recensie verschijnt ook op de site van de VWS.